Pianotrio ‘De tout mon coeur’

2009a

Trio voor viool, cello en piano

ca. 25'

Geschreven voor het Atlantic Trio: Bas Verheijden (piano), Ansfried Plat (cello), Vegard Nilsen (viool).

 
  1. Allegro moderato (‘De tout mon coeur’, Ps. 9 & 10)
  2. Adagio (‘Ick wil mi gaen vertroosten’)
  3. Scherzo (‘Doen Daphne, d’overschoone Maeght’)
  4. Andante

Pseaumes de David 1618Dit is mijn eerste pianotrio en ik wilde dat het een religieus werk zou worden. Niet zoals bij Messiaen, waarbij wij moeten geloven dat het bovenaardse door de noten schijnt, en ook niet op een quasi-rituele, Strawinskiaanse manier en zeker niet op ironische wijze. Ik wilde in mijn persoonlijke herinnering graven en zoeken naar muziek die voor mij verbonden is met mijn religieuze beleving en met de kerk en haar rituelen. De eerste twee delen zijn daarom gebaseerd op geestelijke liederen.
Het eerste deel gaat uit van op de melodieën van de Psalmen 9 en 10, en het trio ontleent de titel aan de openingswoorden van de 9e Psalm: ‘De tout mon coeur’

Het tweede deel berust op het devote liedje ‘Ic wil mi gaen vertroosten’, uit ‘Een Devoot ende Profijtelijk Boeksken’ van 1539.
Ook het derde deel is aan een god gewijd maar niet de christelijke: aan de Griekse god Apollo en zijn verovering van de nymf Daphne, en ook dit in de vorm van een melodie: ‘Doen Daphne, d’overschoone Maeght’, van onbekende Engelse oorsprong maar door Jacob van Eijk gebruikt om prachtige variaties over te schrijven.

De eerste drie delen zijn eigenlijk alledrie variaties over genoemde uitgangspunten. Maar anders dan de klassieke variatievormen bevatten ze de gevarieerde melodie als een soort geschenk dat langzaam onthuld wordt: pas op het allerlaatst, aan het einde van elk deel, hoort de luisteraar de hele melodie en daarmee de eigenlijke bron van de muziek.

Het vierde deel, ten slotte, bevat geen nieuwe uitgangspunten, maar wat de luisteraar eerder hoorde doet het, als een prisma, in onderdelen uiteenvallen en geeft daaraan nieuwe, soms volkomen andere betekenissen. De psalm wordt een boerendans, het strijdlied een lyrische ontboezeming, het devote kinderlied ondergaat een spookachtige metamorphose – bijna zoals Daphne die in handen van Apollo in een laurier verandert.

I. ‘De tout mon coeur’ – Allegro moderato
Het eerste deel, in een soort sonatevorm, is eigenlijk gebaseerd op de nogal strijdlustige psalm 9: ‘met heel mijn hart loof ik de Heer’, maar veel opvallender is de daarbij behorende, nogal wanhopige psalm 10 te horen – ‘Hoe komt het, Heer, dat Gij zo verre zijt?’ Als in een klassieke sonate worden deze motieven verkend en gevarieerd, maar waar de doorwerking op gang lijkt te komen, op het toppunt van strijdlust en twijfel, is er een omslag, zoals bij Saul op de weg naar Damascus, en wordt de muziek opeens even licht en lyrisch. Uit die wending komt, pas in de slotmaten, de openingsmelodie van het originele psalm 9 voort.

II. ‘Ic wil mi gaen vertroosten’ – Adagio
Ook dit deel is een soort variatie op een melodie: het devote ‘Ik wil mij gaan vertroosten’, dat wordt toegeschreven aan de bekende 15e-eeuwse prediker en minderbroeder Brugman. De stille, vrome opening, als een kinderdroom, wordt vreemd verstoord: de aanzet van een reggae verandert in een sarcastisch soort mars (helaas!…een variatie op psalm 9). Wanneer de stilte is weergekeerd klinkt tot slot de oorspronkelijke devote melodie, bijna als een vermaning.

III. Scherzo
Hier is geen religieuze melodie het uitgangspunt, maar wel een lied over een god, de Griekse Apollo. In zijn Metamorfosen beschrijft Ovidius hoe deze jacht maakt op de weerspannige maagd Daphne maar haar alleen in handen krijgt in de vorm van de laurier waarin zij veranderde – om die vervolgens tot zijn merkteken te maken. Via Starters ‘Friese Lusthof’ is een 16e-eeuwse, Engelse liedversie van dit verhaal in de Nederlanden terecht gekomen waar jonkheer Jan Jacob van Eijk er prachtige blokfluitvariaties over schreef – de eerste ‘oude muziek’ die ik hoorde.
Deze variaties varieer ik weer een beetje: men hoort zodoende de schone Daphne beurtelings fris, dansant en onwillig, en ook hoort men de almaar bronstiger wordende godheid, die zich zelfs verlaagt tot een tango alvorens de hand te leggen op de maagd, wier kloppend hart nog slechts te horen is onder de harde bast van de laurier die zij uit nood moest worden. De ‘Daphne’-melodie, eerst alleen in aanzet aanwezig, klinkt dan pas in zijn geheel op als uit droeve gamba’s.
(Deel II is speciaal opgedragen aan de pianist Bas Verheijden en pianist en classicus Bas van Bommel.)

IV. Andante
‘Met heel zijn hart’ looft de Psalmist de Heer. Dat klinkt mooi. Maar een hart (het mijne in elk geval) kent naast wijding en toewijding ook angst, woede en vertwijfeling – zoals in ‘Jesu’s liden groot’, zoals Daphne, of zoals de wanhopige psalmist zelf in psalm 10, of zelfs zoals Apollo in zijn lust naar de maagdelijke nymf. Dit vierde deel speelt daarom tot slot kortstondig met de mogelijkheid om de sfeer van wat we eerder hoorden in het tegenovergestelde te doen verkeren – het verandert de variaties, om het zo te zeggen. Omdat muziek slechts een menselijk spel is, maar wel altijd gespeeld ‘met heel je hart.’

cd

I – ‘De tout mon coeur’ – Allegro moderato

II-‘Ic wil mi gaen vertroosten’ – Adagio

III – Scherzo

IV –  Andante