2009a
Trio for piano, violin and cello
ca. 25'
For the Atlantic Trio (Bas Verheijden, piano, Vegard Nilsen, violin, Ansfried Plat, cello)
- Allegro moderato (‘De tout mon coeur’, Ps. 9 & 10)
- Adagio (‘Ick wil mi gaen vertroosten’)
- Scherzo (‘Doen Daphne, d’overschoone Maeght’)
- Andante
Full English version to follow soon
This is my first piano trio and I wanted it to be a religious work. Not in the way of Messiaen, who would like us to believe that the celestial shines through his notes, nor in a Stravinskian, quasi ritual manner, let alone in any ironical ‘post-modern’ way. I simply wanted to delve in my personal memories to find the actual music that is related to my own religious experience, to the church and to my experiences of church liturgy, and use this as a starting point for my own music.
That is why the first two movements are wholly based on (very well known) religious song.
The first movement starts from the melodies of Psalms 9 and 10, and the trio derives its title from the opening words (in the Genevan Psalter) of the 9th Psalm: ‘De tout mon coeur’. The second movement is based on the devout early 16th century (folk)song ‘Ic wil mi gaen vertroosten’ (‘ I seek consolation in Jesus sweet sufferings’ ). The third movement, too, is melodiously devoted to a godhead but not the Christian one: to the Greek Apollo and his pursuit and capture of the nymph Daphne, and this in the form of the melody ‘Doen Daphne, d’overschoone Maeght’, of unknown English provenance but used by 16th century Dutch composer Jacob van Eijk for a wonderful series of variations.
The first three movements are in fact variations of the melodies I mentioned. But other than the classical variation forms they offer the varied melody as a kind of gift that slowly becomes revealed: only at the very last, at the end of each movement, the listener is presented with the entire melody and so with the actual source of the music.
The fourth movement, lastly, does not offer any new starting points but like a prism splits the music that was heard before into different parts, giving them new and sometimes wholly different meanings. The psalm becomes a folk dance, the devout children’s song suffers a ghostly metamorphosis – like Daphne changing into a laurel under the hands of the god Apollo.
I. ‘De tout mon coeur’ – Allegro moderato
Het eerste deel, in een soort sonatevorm, is eigenlijk gebaseerd op de nogal strijdlustige psalm 9: ‘met heel mijn hart loof ik de Heer’, maar veel opvallender is de daarbij behorende, nogal wanhopige psalm 10 te horen – ‘Hoe komt het, Heer, dat Gij zo verre zijt?’ Als in een klassieke sonate worden deze motieven verkend en gevarieerd, maar waar de doorwerking op gang lijkt te komen, op het toppunt van strijdlust en twijfel, is er een omslag, zoals bij Saul op de weg naar Damascus, en wordt de muziek opeens even licht en lyrisch. Uit die wending komt, pas in de slotmaten, de openingsmelodie van het originele psalm 9 voort.
II. ‘Ic wil mi gaen vertroosten’ – Adagio
iOok dit deel is een soort variatie op een melodie: het devote ‘Ik wil mij gaan vertroosten’, dat wordt toegeschreven aan de bekende 15e-eeuwse prediker en minderbroeder Brugman. De stille, vrome opening, als een kinderdroom, wordt vreemd verstoord: de aanzet van een reggae verandert in een sarcastisch soort mars (helaas!…een variatie op psalm 9). Wanneer de stilte is weergekeerd klinkt tot slot de oorspronkelijke devote melodie, bijna als een vermaning.
III. Scherzo
Hier is geen religieuze melodie het uitgangspunt, maar wel een lied over een god, de Griekse Apollo. In zijn Metamorfosen beschrijft Ovidius hoe deze jacht maakt op de weerspannige maagd Daphne maar haar alleen in handen krijgt in de vorm van de laurier waarin zij veranderde – om die vervolgens tot zijn merkteken te maken. Via Starters ‘Friese Lusthof’ is een 16e-eeuwse, Engelse liedversie van dit verhaal in de Nederlanden terecht gekomen waar jonkheer Jan Jacob van Eijk er prachtige blokfluitvariaties over schreef – de eerste ‘oude muziek’ die ik hoorde.
Deze variaties varieer ik weer een beetje: men hoort zodoende de schone Daphne beurtelings fris, dansant en onwillig, en ook hoort men de almaar bronstiger wordende godheid, die zich zelfs verlaagt tot een tango alvorens de hand te leggen op de maagd, wier kloppend hart nog slechts te horen is onder de harde bast van de laurier die zij uit nood moest worden. De ‘Daphne’-melodie, eerst alleen in aanzet aanwezig, klinkt dan pas in zijn geheel op als uit droeve gamba’s.
(Deel II is speciaal opgedragen aan de pianist Bas Verheijden en pianist en classicus Bas van Bommel.)
IV. Andante
‘Met heel zijn hart’ looft de Psalmist de Heer. Dat klinkt mooi. Maar een hart (het mijne in elk geval) kent naast wijding en toewijding ook angst, woede en vertwijfeling – zoals in ‘Jesu’s liden groot’, zoals Daphne, of zoals de wanhopige psalmist zelf in psalm 10, of zelfs zoals Apollo in zijn lust naar de maagdelijke nymf. Dit vierde deel speelt daarom tot slot kortstondig met de mogelijkheid om de sfeer van wat we eerder hoorden in het tegenovergestelde te doen verkeren – het verandert de variaties, om het zo te zeggen. Omdat muziek slechts een menselijk spel is, maar wel altijd gespeeld ‘met heel je hart.’