2004c
Viool, klarinet, piano
17'
Opdracht van het Bartók Trio (Nancy Braithwaite, Marta Abraham, Bas Verheijden), met financiële ondersteuning van het ThuisKopiefonds.
Première november 2004, Kromme Rijn Concerten Nederlands Hervormde Kerk Bunnik.
-
- Mesticcio
- Nocturne
- Jeu-parti
Iets over het trio voor viool, klarinet en piano
Het Trio voor viool, klarinet en piano (2004) werd speciaal geschreven voor het Bartók Trio: Martha Abraham (viool), Nancy Braithwaite (clarinet) en Bas Verheijden (piano).
Net als hun naamgever Bartók houd ik enorm van Haydn, Mozart en Beethoven, componisten die, net als hij, volksmuziek op een dramatische manier mengden in hun eigen stijl en daar elk op verschillende wijze de klassieke ‘sonate’-vorm voor gebruikten. Bij mij dient die als behuizing voor karakters uit de tango, de Balinese gamelan, Hongaarse volksmuziek, het Nederlandse volkslied, en uit Bartók’s eigen geheimzinnige ‘nachtmuzieken’.
Het eerste deel van dit Trio is een Mesticcio: een ‘gemengdbloedige’ vorm waarin verschillende muziekstijlen elkaar ontmoeten, die met hun exotische wortels toenadering zoeken in de schier eindeloos diepe grond van de klassieke sonatevorm – al is dit een sonate zonder de gebruikelijke terugkeer van thema’s. Milde, lyrische klarinetlijnen staan recht tegenover de nerveuze ritmiek van de viool. De piano, die deze kaleidoscopische contrasten aanvankelijk ondersteunt, besluit met een roep tot verzoening.
Het tweede deel is een grillige Nocturne in de stijl van Bartók’s ‘nachtmuzieken. Met gamelanklanken schildert de piano een tropische nacht waar viool en klarinet koortsachtig pogen elkaar tot een soort Hongaarse dans aan te zetten, daarin steeds opgeschrikt door een schim uit het duister: die van de componist Arnold Schönberg (met een kort citaat uit de zesde van zijn Sechs Kleine Klavierstücke, opus 16, in memoriam Gustav Mahler). Net als bij Bartók speelt de Indonesische gamelan hier een grote rol (met name een melodie van een Balinese duivelsdans), maar voor mij als Indische Nederlander heeft dit natuurlijk een andere emotionele bijbetekenis dan voor Bartók.
Het derde deel heet Jeu-parti, naar de beurtzang tussen minnaar en geliefde bij de troubadours en trouvères. De drie instrumenten zingen elkaar (weer) in verschillende stijlen toe, wat uitmondt in een tango-achtige dans. Die wordt door de piano beantwoord met een parafrase van een prachtige melodie die ik vond in Valerius’ ‘Gedenck-Clanck’ uit 1626: ‘Come Sheap-herders deck your heds’. De tango, bij zijn terugkomst gecombineerd met verschillende motieven uit de eerdere delen, brengt het stuk tot een einde.
Het stuk werd geschreven met steun van het ThuisKopie Fonds.
Deze audiofragmenten komen uit de opname die de Concertzender maakte van de première.