A Pilgrim’s Progress

O Virgo Splendens - Llibre Vermell
O Virgo Splendens, opening. MS LLibre Vermell

Dit driedelige pianostuk is opgedragen aan Thomas Beijer. Omdat ik Thomas’ voorliefde voor Iberische muziek ken nam ik het Libre Vermell de Montserrat als uitgangspunt – een bundel 14e-eeuwse Catalaanse liederen. (Het manuscript werd in een rode fluwelen band overgeleverd, vandaar de naam.) Ze zijn gemaakt voor de pelgrims die de Montserrat beklommen om de Zwarte Madonna in het klooster daar te bezoeken. Het verhaal wil dat de kloosterlingen uit voorzorg deze deels volks-achtige deunen voorzagen van stichtelijke, aan de Maagd gewijde teksten, opdat de vreugde der pelgrims over hun behouden aankomst niet tot liederlijke (en de Maagd mogelijk onwelgevallige) muzikale uitspattingen zou leiden. Die melodieën zijn inmiddels overbekende standards van de Oude Muziek geworden. Het stuk is grotendeels gebaseerd op een aantal daarvan, die ik hieronder zal noemen.

I. They Climbed a Mountain

In een brief aan Thomas uit 2022 beschreef ik hem dit deel als volgt:
“Mijn beeld was dat van zwetende zeloten – zingend en struikelend hebben zij zich de hoge berg op begeven. Een heilig vuur drijft hen, aangezogen als ze worden door het zinnebeeld van reinheid en onwereldse liefde en schoonheid dat ze verwachtten boven aan te treffen: de Zwarte Madonna. En dan opeens beweegt een hoopvolle vreugde over deze kans op verlossing hun voeten tot een schokkerige dans, ze werpen het hoofd in de nek en voelen gelijktijdig het gejuich van de klokken en de stilte van de kloostermuren en wat daarachter is.
Ze ervaren zwaar hun eigen tekort en zingen luid om het af te werpen.”

Die lange klim uit de diepte naar boven begint ook diep in de tijd en diep in de piano – duizend jaar vóór het Llibre, met de oude melodie van Tota Pulchra es, Maria, een 4-eeuwse antifoon voor de Maagd. Van daaruit verandert de muziek in het dans-achtige Cuncti simus Concanentes (‘met z’n allen zingen we’) om uiteindelijk, langzaam en veel later, op te stijgen naar een ander lied over De Madonna: het etherische O Virgo Splendens.

Aan Thomas schreef ik daarover:
“ Zo ontstaat een serie vergezichten zoals je ze kunt hebben bij een bergtocht. Je zwoegt met zweet van de harde zon in de ogen maar bent omgeven door hoge heldere luchten en doorschijnend licht. De muren van het klooster boven zijn stil en hoog en beloven koelte en duisternis en naast wijds uitzicht ook juist een blik op dat wat binnenin ons is. In het hart van de zeloot gromt een wild en heilig verlangen dat net zo hard aanzwelt als de drang om de serene rust van De Madonna te koesteren.
Die gelijktijdigheid van uitbundigheid en innerlijkheid heeft me nogal wat (veel te veel) tijd gekost.”

II. They Give Birth Astride of a Grave

Het tweede, veel kortere deel opent met één van de tederste melodieën die ik ken, Stella Splendens – ‘schitterende sterre’.
Vanuit haar hoogte straalt die ‘schitterende ster’ neer op tijd en ruimte en op pelgrims die eeuwig klimmen – een oogwenk van eeuwigheid, waarin glanzende pracht er even is maar meteen weer voorbij is.

Het stuk is een worsteling met ‘tijdelijkheid’ – net als de pelgrims wil het steeds weer dansen en blijven dansen: de lieftalligheid van Stella Splendens (soms bijna 18e-eeuws, Style Galant aandoend) verandert in de syncopische dans van de Zeven Vreugden van de Maagd (Los Set Goits – ‘a ball redon’, een Catalaanse rondedans), maar wordt steeds weer en steeds vaker onderbroken, als door een omineus refrein, door Ad Mortem Festinamus – ‘we haasten ons ten dode’. In de dans zoeken we het eeuwige lieflijke moment dat ook altijd weer tot bruuske neergang is gedoemd.

Bij het schrijven gonsden de woorden door mijn hoofd uit Samuel Beckett’s Waiting for Godot, waar Pozzo (de altijd wachtende blinde) razend uitroept dat, in plaats van eeuwigheid, één ogenblik wel genoeg is voor hem – “one day we were born, one  day we shall die, the same day, the same second, is that not enough for you? They give birth astride of a grave, the light gleams an instant, then it’s night once more.”

III. They dance with Angels Holy, High and Lowly

(Zwetend, het hoofd in de nek, staan we stil en voelen we het grote, scherp getande gebergte van de Montserrat zwaar onder onze voeten, het bloed klopt nog in onze aderen. In de heldere blauwe lucht boven ons en om ons heen drijven licht de wolken. Ze bewegen, damp in de wind.)
Dit deel moet kort zijn, nog korter dan het vorige. Een vederlichte echo hoor je van de ‘schitterende sterre’, maar één die nu voortklinkt in Imperaytritz de la Cuitat Joyosa – een tweestemmig lied waarvan ik de boven- en onderstem elkaar steeds laat afwisselen.
Het zijn beide volwaardige melodieën.
Ze dansen om elkaar heen, zonder gewicht, zonder beat, meer als kringelende rook, of het nu is in een hoog register of in een laag.
De Galante stijl (of is het funk?) biedt deze melodische putti geen voet aan de grond.
Hun vleugeltjes blijven over.
Het gestamp is verdampt; de dans is verdampt.
Geen melodie, geen vorm, geen dans, geen tijd.
We wachten, voeten nog stevig op de grond.